Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8386

Datum uitspraak2003-11-13
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304329/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 23 september 2003 heeft de gemeenteraad van Albrandswaard het bestemmingsplan “Portland I, Herziening Bakkersparkweg e.o.” vastgesteld.


Uitspraak

200304329/2. Datum uitspraak: 13 november 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 september 2003 heeft de gemeenteraad van Albrandswaard het bestemmingsplan “Portland I, Herziening Bakkersparkweg e.o.” vastgesteld. Bij besluit van 29 april 2003, kenmerk DRM/ARB/02/10521A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 24 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2003, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 oktober 2003, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.J. Molenwijk, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Albrandswaard, vertegenwoordigd door D. van de Rijdt, ambtenaar der gemeente, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het bestemmingsplan heeft betrekking op gronden langs de Bakkersdijk, op de grens van Barendrecht en Albrandswaard en voorziet in de mogelijkheid tot woningbouw langs de dijk als onderdeel van de ontwikkeling van de woningbouwlocatie Portland. Het plan is opgesteld om te voldoen aan de plicht op grond van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, nadat verweerder aan enkele delen van het bestemmingsplan “Portland I” goedkeuring had onthouden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd. 2.3. Verzoekers vragen om schorsing van het bestreden besluit omdat zij menen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij voeren daartoe allereerst aan dat het plan niet in overeenstemming is met essentiële onderdelen van de interne planstructuur van het Regionaal Structuurplan Midden-IJsselmonde (verder te noemen: het RSP). Volgens verzoekers dient het wijkpark ten westen van de bestaande kern Smitshoek een oppervlakte van 6,2 ha te hebben. Nu een grotere oppervlakte voor de lintbebouwing wordt gebruikt en deze wordt weggehaald bij het wijkpark, wordt niet meer aan het RSP voldaan, aldus verzoekers. 2.3.1. De Voorzitter stelt vast dat de door verzoekers genoemde oppervlakte van 6,2 ha, zoals zij ook zelf aangeven, niet op de plankaart van het RSP staat vermeld, maar op de kaart Ruimtelijke Reservering Structuurplan Midden-IJsselmonde, welke geen onderdeel is van het RSP. Blijkens het RSP behoort de aanleg van het wijkpark tot de hoofdplanelementen van het RSP. De noodzaak van deze elementen staat niet ter discussie. De precieze ligging van infrastructurele en andere elementen is onderwerp van planuitwerking en flexibel. Voorts blijkt uit de stukken dat het wijkpark is opgenomen in het bestemmingsplan “Portland I”. In het bestemmingsplan “Portland I, Herziening Bakkersparkweg e.o.” wordt aan een kleine strook van het voorziene park een nieuwe bestemming gegeven, ten behoeve van de lintbebouwing. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het gemeentebestuur plannen heeft om het park aan de noordzijde uit te breiden, waardoor uiteindelijk een park met een oppervlakte van meer dan 5 ha zal worden aangelegd. 2.4. Verzoekers wensen voorts dat de goedkeuring van het plan wordt geschorst omdat het plan niet voorziet in de mogelijkheid om de bestemmingen “Hoofdwatergang”, “Waterstaatsdoeleinden” en “Groenvoorzieningen” onderling te verschuiven, terwijl daartoe bij de vaststelling van het plan wel is besloten. 2.4.1. De Voorzitter stelt vast dat het plan in artikel V.2, eerste lid, onder g, van de voorschriften, voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor evengenoemde bestemmingen. 2.5. Verzoekers vragen voorts om schorsing van het goedkeuringsbesluit voorzover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming “Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen”, omdat dit naar hun mening ten onrechte is goedgekeurd. 2.5.1. Ter zitting is gebleken dat het gemeentebestuur nog niet met de uitwerking van deze bestemming is begonnen, terwijl de procedure tot verlening van vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is gestaakt. Onder deze omstandigheden is de Voorzitter van oordeel dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed met betrekking tot dit plandeel ontbreekt. 2.6. Verzoekers wensen verder dat het bestreden besluit wordt geschorst, omdat verweerder hiermee ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voorzover hierin niet de gehele Bakkersparkweg is opgenomen en een deel van de Bakkersparkweg niet breed genoeg is. 2.6.1. Gelet op de topografische ondergrond van de kaart sluit het plan aan op het bestemmingsplan “Portland I” en is daarmee de gehele Bakkersparkweg in een bestemmingsplan opgenomen. Voorzover de bezwaren van verzoekers zien op de breedte van een deel van de Bakkersparkweg, is ter zitting gesteld dat de rijbaan overal even breed zal worden. Verschillen in breedte worden veroorzaakt doordat de bermen niet overal even breed zullen zijn en niet overal parkeervoorzieningen zullen worden aangelegd. 2.7. Verzoekers vragen tot slot om schorsing van het goedkeuringsbesluit voorzover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming “Recreatieve doeleinden, park”. Zij kunnen zich niet verenigen met de tijdelijke centrumvoorziening die hier is gebouwd. 2.7.1. De Voorzitter stelt vast dat verzoekers geen bezwaar hebben tegen de goedkeuring van de bestemming, maar tegen de feitelijke situatie en het feit dat deze niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Derhalve zijn zij niet gebaat bij schorsing van het deel van het bestreden besluit dat betrekking heeft op deze gronden. 2.8. Gelet op al het voorgaande dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. van den Berg, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Van den Berg Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2003 350.